Het Debain harmoniumDe Abdijkerk bezit naast het grote orgel ook een authentiek Frans drukwindharmonium, in 1860 gebouwd door de Franse orgelbouwer Debain. Voor dit instrument - niet te verwarren met het Hollandse zuigwindharmonium dat vroeger in vele protestantse huiskamers was te vinden - is met name in de 19e eeuw veel muziek geschreven (bijvoorbeeld door Lefébure-Wely, Franck, Guilmant, Vierne, Langlais, Karg-Elert en Reger). In de praktijk wordt deze muziek vaak op pijporgels gespeeld, maar juist op een drukwindharmonium komt deze muziek pas echt tot zijn recht . Wie meer wil weten kan hier een kleine brochure downloaden.
Drukwind en zuigwindEr zijn twee heel verschillende typen harmonium: het ‘drukwindtype’, vooral in Frankrijk gebouwd en het ‘zuigwindtype’, vooral in Amerika gebouwd. Laatstgenoemd type is zachter en weker van klank en vereist bij de fabricage minder "techniek" en was dus naar verhouding goedkoper. Dit type vond vooral zijn weg naar de huiskamer. Het drukwindharmonium kenmerkt zich door een zeer krachtige klank en vond vooral zijn weg naar concertzalen, salons en kerken. In de kerk kreeg het al gauw de functie van koororgel, omdat het uitstekend geschikt was om het koor en (zang)solisten te begeleiden. De bekendste Franse harmoniumbouwers waren Alexandre Debain, Alexandre Père et Fils en Victor Mustel.
Een stukje geschiedenisHet was de Fransman Alexandre Debain die in 1840 een toetsinstrument met als geluidsbron de doorslaande tong vervaardigde. Binnen een halve eeuw was dit instrument in brede kring populair geworden. Het harmonium werd in de daaropvolgende eeuw, in een ongelooflijk aantal uitvoeringen, bij honderdduizenden gefabriceerd en alom over de wereld bespeeld. Het harmonium ontstond in de Romantiek bij de zoektocht naar beweging in de toon, naar expressiviteit. Het klassieke pijporgel kon hier niet aan voldoen: de windtoevoer blijft constant, de klank was statisch. De piano bood wel expressiviteit, maar geen constante toon. Met de doorslaande tong die het harmonium kenmerkt, werd expressiviteit wel mogelijk. De belangrijkste eigenschap daarvan is dat de toonhoogte niet verandert als de winddruk - en dus het volume - wordt verhoogd of verlaagd. De speler heeft daardoor zelf controle over de windvoorziening met behulp van twee voettreden.
DispositieDrukwindharmoniums kennen een uniforme set aan basisregisters en speelhulpen. Elk register heeft een vast, vaak omcirkeld, nummer, elke speelhulp een vaste omcirkelde letter. De toonomvang bedraagt vijf octaven. Ieder register is gedeeld in discant en bascant, waarbij de deling ligt tussen de e¹ en de f¹.Deze uniformiteit maakt het voor de componist makkelijk registratie-aanwijzingen te geven: voor de discant omcirkelde nummers en letters boven de discantbalk, voor de bascant omcirkelde nummers en letters onder de balk van de bas. Een schuine streep door een nummer of letter geeft aan dat de speler dat register moet uitschakelen. Natuurlijk zijn er kleinere en grotere instrumenten, instrumenten zonder en met expression en met en zonder tremolo. Bij de grotere instrumenten is de basisset van vier registers echter altijd aanwezig.
Het Debain harmoniumDe Abdijkerk bezit naast het grote orgel ook een authentiek Frans drukwindharmonium, in 1860 gebouwd door de Franse orgelbouwer Debain. Voor dit instrument - niet te verwarren met het Hollandse zuigwindharmonium dat vroeger in vele protestantse huiskamers was te vinden - is met name in de 19e eeuw veel muziek geschreven (bijvoorbeeld door Lefébure-Wely, Franck, Guilmant, Vierne, Langlais, Karg-Elert en Reger). In de praktijk wordt deze muziek vaak op pijporgels gespeeld, maar juist op een drukwindharmonium komt deze muziek pas echt tot zijn recht . Wie meer wil weten kan hier een kleine brochure downloaden.
Een stukje geschiedenisHet was de Fransman Alexandre Debain die in 1840 een toetsinstrument met als geluidsbron de doorslaande tong vervaardigde. Binnen een halve eeuw was dit instrument in brede kring populair geworden . Het harmonium werd in de daaropvolgende eeuw, in een ongelooflijk aantal uitvoeringen, bij onderdduizenden gefabriceerd en alom over de wereld bespeeld. Het harmonium ontstond in de Romantiek bij de zoektocht naar beweging in de toon, naar expressiviteit. Het klassieke pijporgel kon hier niet aan voldoen: de windtoevoer blijft constant, de klank was statisch. De piano bood wel expressiviteit, maar geen constante toon. Met de doorslaande tong die het harmonium kenmerkt, werd expressiviteit wel mogelijk. De belangrijkste eigenschap daarvan is dat de toonhoogte niet verandert als de winddruk - en dus het volume - wordt verhoogd of verlaagd. De speler heeft daardoor zelf controle over de windvoorziening met behulp van twee voettreden.
Drukwind en zuigwindEr zijn twee heel verschillende typen harmonium: het ‘drukwind’ type, vooral in Frankrijk gebouwd en het ‘zuigwindtype’ , vooral in Amerika gebouwd. Laatstgenoemd type is zachter en weker van klank en vereist bij de fabricage minder "techniek" en was dus naar verhouding goedkoper. Dit type vond vooral zijn weg naar de huiskamer. Het drukwindharmonium kenmerkt zich door een zeer krachtige klank en vond vooral zijn weg naar concertzalen, salons en kerken. In de kerk kreeg het al gauw de functie van koororgel, omdat het uitstekend geschikt was om het koor en (zang)solisten te begeleiden. De bekendste Franse harmonium-bouwers waren Alexandre Debain, Alexandre Père et Fils en Victor Mustel.
DispositieDrukwindharmoniums kennen een uniforme set aan basisregisters en speelhulpen. Elk register heeft een vast, vaak omcirkeld, nummer, elke speelhulp een vaste omcirkelde letter. De toonomvang bedraagt vijf octaven. Ieder register is gedeeld in discant en bascant, waarbij de deling ligt tussen de e¹ en de f¹. Deze uniformiteit maakt het voor de componist makkelijk registratie-aanwijzingen te geven: voor de discant in omcirkelde nummers en letters boven de discantbalk, voor de baskant omcirkelde nummers en letters onder de balk van de bas. Een schuine streep door een nummer of letter geeft aan dat de speler dat register moet uitschakelen. Natuurlijk zijn er kleinere en grotere instrumenten, instrumenten zonder en met expression en met en zonder tremolo. Bij de grotere instrumenten is de basisset van 4 registers echter altijd aanwezig.