Het Reichner-Bätz-Steendam orgelDe Abdijkerk heeft een schitterend historisch orgel, gebouwd door een orgelbouwer van Haagse bodem: Joachim Reichner. Doordat het orgel in de 19e eeuw ingrijpend verbouwd is, heeft het instrument nu een 18e-eeuws én een 19e-eeuws gezicht. Dat maakt het tot een veelzijdig instrument.Op deze pagina vertellen we over de geschiedenis van dit orgel. Wie meer wil weten kan het boekje "Orgel en Organisten van Loosduinen"aanschaffen.
1856 De renovatie van het orgel door de firma Bätz & CoIn 1856 voerde de beroemde orgelmakersfirma Bätz & Co (C.G.F. Witte) een ingrijpende ombouw uit naar het toen geldende klankideaal. Een aantal registers, de gehele toetsmechaniek, de windlade van het hoofdwerk en de gehele registermechaniek werden vernieuwd. Door de verwijdering van meer speelse, solistische stemmen en de toevoeging van registers die de totaalklank aanzienlijk verzwaarden tezamen met een herintonatie van het nog behouden pijpwerk werd een meer massief, oververzadigd klankbeeld gerealiseerd.Daarna zijn door de orgelmakers De Koff (1908) en Flentrop (1975) werkzaamheden uitgevoerd (demontage, schoonmaak en terugplaatsing) in verband met de toenmalige restauratiewerkzaamheden aan het kerkgebouw.
1780-1791 De bouw van het orgel door Joachim ReichnerHet orgel in de Abdijkerk werd gebouwd door de Haagse orgelbouwer Joachim Reichner in 1780 (een klavier met tien stemmen, aangehangen pedaal). Aangezien "het orgel bij het kerkgezang niet voldoende was", breidde dezelfde orgelbouwer het orgel in 1791 uit met een rugpositief, dat negen stemmen kreeg. Opvallend waren twee pauken: een paar keteltrommen, welke door een speciaal daartoe gemaakte toets onder het spelen aangeslagen konden worden.
De opbouw van de hoofdwerkkas herinnert enigszins aan het werk van Gideon Thomas Bätz, met name diens orgel in Heukelom: een ronde middentoren, holle tweedelige tussenvelden, spitse zijtorens en zijvelden die lager zijn dan de torens. Het verschil is dat de zijvelden hier hol zijn in plaats van bol. In contrast met deze sierlijke opbouw is de ornamentiek zeer strak. Op de zijtorens staan vazen en op de zijvelden instrumententrofeeën. Het uit 1791 daterende rugwerk is soberder; de tussenvelden vertonen nog maar lichte holling. De decoratie is zeer bescheiden: op de zijstijlen zijn slingers aangebracht, op de onderlijsten kleine rozetten, terwijl boven aan de pijpen alleen guirlandes zijn aangebracht. Gezien de grote overeenkomst van deze ornamentiek met de decoratie van het Reichnerorgel in Rijswijk (1787), ligt het voor de hand dat de daar werkzame beeldhouwer Jacob Berkman ook hier het rugwerk heeft gedecoreerd.Bron: Het historische orgel in Nederland 1769-1790. NIvO, 1999.
De manuaaltoetsen, klavierlijsten en registerknoppen zijn van Witte. Het klavierbakje en de bakstukken zijn waarschijnlijk nog van Reichner. Het pedaalklavier is van Flentrop (1975).Linksboven het hoofdmanuaal is een rij witte (uittrekbare) knopjes te zien. Hiermee kan de organist het aantal verzen van een te zingen lied instellen. Door na ieder vers weer een knopje in te drukken, kan hij de tel niet kwijtraken.
Het pijpwerk van de Basson 16 en de Gedekt 8, geplaatst in de rechter- en linkeronderkast van het orgel.
Het Reichner-Bätz-Steendam orgelDe Abdijkerk heeft een schitterend historisch orgel, gebouwd door een orgelbouwer van Haagse bodem: Joachim Reichner. Doordat het orgel in de 19e eeuw ingrijpend verbouwd is, heeft het instrument nu een 18e-eeuws én een 19e-eeuws gezicht. Dat maakt het tot een veelzijdig instrument.Op deze pagina vertellen we over de geschiedenis van dit orgel. Wie meer wil weten kan het boekje "Orgel en Organisten van Loosduinen"aanschaffen.
1856 Renovatie van het orgel door Bätz & CoIn 1856 voerde de beroemde orgelmakersfirma Bätz & Co (C.G.F. Witte) een ingrijpende ombouw uit naar het toen geldende klankideaal. Een aantal registers, de gehele toetsmechaniek, de windlade van het hoofdwerk en de gehele registermechaniek werden vernieuwd. Door de verwijdering van meer speelse, solistische stemmen en de toevoeging van registers die de totaalklank aanzienlijk verzwaarden tezamen met een herintonatie van het nog behouden pijpwerk werd een meer massieve, oververzadigde klankbeeld gerealiseerd.Daarna zijn door de orgelmakers De Koff (1908) en Flentrop (1975) werkzaamheden uitgevoerd (demontage, schoonmaak en terugplaatsing) in verband met de toenmalige restauratiewerkzaamheden aan het kerkgebouw.